De herkomst van de Bengaalse kat
De geschiedenis van het ras
Bengalen zijn een hybride ras
Bengalen zijn een van de meest spectaculaire katten vanwege hun glanzende gevlekte vacht, die voor het exotische uiterlijk zorgen, in combinatie met het karakter van een gedomesticeerde kat. Bengalen zijn een hybride ras ontstaan uit een kruising tussen een Bengaalse tijgerkat (Asian Leopard cat – ALC) en een gedomesticeerde kat. De Bengaalse tijgerkat is een wilde kat van ongeveer 4kg, 40cm exclusief staart van 20 cm. Zijn leefgebied is Zuidoost-Azië
De eerste vermelding van Bengalen
De eerst bekende verwijzing naar hybride katten gaat terug naar ’s werelds eerste kattenshow in 1871 in The Crystal Palace in London, opgezet door Harrison Weir. Tijdens die show werden Perzen, Angora’s, Manx, Abessijnen en Siamezen getoond. Naast deze rassen waren er andere klassen, waaronder “huiskatten gekruist met wilde katten”. Harrison Weir zette ook de standaard waartegen de katten gekeurd werden. In zijn boek ‘Our Cats and All At Them’ uit 1889 schrijft Harrison over een spotted tabby hybride kat, die ontstaan is uit een kruising met een “wild cat of Bengal”. Het was pas in 1924, in een wetenschappelijk tijdschrift in het Belgisch, dat de volgende geregistreerde verwijzing naar het ras plaatsvond. Vervolgens was er in 1941 een artikel gedrukt in een Japanse kattenpublicatie, waarin werd vermeld dat er één als huisdier werd gehouden.
Drie hoofdpersonen in de ontwikkeling van de Bengaal
De ontwikkeling van de bengaal is grotendeels te danken aan drie personen. Bill Engler, eigenaar van een dierentuin en voorvechter van de bescherming van exotische katten, lukt het als eerste om tweede en derde generatie bengalen te fokken en staat bekend als degene die de naam van het ras vastlegt bij verschillende raskatten verenigingen. Willard Centerwall is een geneticus die veel onderzoek heeft gedaan naar ALCs en speelt een rol in het leveren van katten aan Jean Mill. Jean Mill is een gepassioneerde fokster van hybride katten. Zij is degene, die er als eerste in slaagt om bengalen verder te fokken tot de volledig gedomesticeerde variant. Als voorvechter van bengalen en haar niet aflatende promotie van het ras is, zij de ware grondlegger van het moderne bengaalse ras.
Jean Mills eerste avontuur
Jean Mill (toen nog Jean Sugden genaamd), afkomstig uit Des Moines, ging naar het Pomona College in Californië voor de studie psychologie. In 1946 volgt ze verschillende masterclasses in genetica aan UC Davis. Daar stelt ze voor om Siamese en Perzische katten te kruisen om zogenaamde “Panda Bear” katten te creëren. Deze staan tegenwoordig bekend als Himalaya’s. Hier start ze in 1948 mee, in 1954 creëert ze het Himalaya ras en in 1960 toont ze haar prijswinnende katten. Haar voorstel aan de AFCA in 1965 om het ras erkend te krijgen strandt echter, omdat het bestuur voor 50% uit Perzische fokkers en 50% uit Siamese fokkers bestaat en beide geen fan zijn om de rassen te kruisen.
Op naar een volgend avontuur
In 1961 importeert Jean Mill een ALC genaamd Malaysia. Omdat deze zich wat ontheemd voelt op haar ranch in Arizona besluit ze om deze gezelschap te geven van een zwarte kater. Tot haar en (ieder anders) verrassing dekt de kater de ALC en worden twee kittens geboren. Het mannelijke kitten overleeft het niet, maar het poesje KinKin kan gered worden en groeit op met een nest Himalaya’s. Ze kruist KinKin terug met de kater (er was geen ander voorhanden) en er worden weer twee kittens geboren: een temperamentvolle poes (Pantharette) en een katertje die na een val helaas overlijdt. Met Pantharette krijgt ze nog een kitten, maar die wordt opgegeten door de moeder als het 2 dagen oud is. Helaas sterft haar man in 1965, waardoor ze de ranch moet verlaten en verhuist naar een appartement in Californië. De ALC geeft ze aan de dierentuin van San Diego. KinKin en Pantharette sterven aan een longontsteking. Hiermee eindigt haar avontuur en het zou tot 1980 duren voor ze een herstart maakt.
Bill Engler en zijn pleidooi voor katten
Een andere vroege pionier van Bengalen was Bill Engler. Hij was eigenaar van een dierentuin en een actief lid van de Long Island Ocelot Club, LIOC. Begin 1964 schrijft Bill een “pleidooi voor de katten” aan LIOC-leden, waarin hij stelt dat het aantal exotische katten snel terugloopt door gebiedsafname vanwege bevolkingsgroei, illegale jacht op hun pelzen en de vraag naar bont. Aan bevolkingsgroei was weinig te doen, de vraag naar pelzen zou waarschijnlijk ook niet afnemen en hij had ook geen vertrouwen in de officiële instanties om de dieren in het wild te beschermen.
De enige manier die hij zag om exotische katten te redden, was als ze konden worden gefokt als honden en gewone katten. Omdat vanwege regelgeving het importeren, verkrijgen en verkopen van deze dieren steeds lastiger werd, ook voor mensen die voor het behoud van deze dieren streden, was het tijd om nu actie te ondernemen.
De eerste hybride nestjes komen ter wereld
In 1970 had Bill twee nestjes gefokt met zijn ALC Shah met in totaal negen kittens. Hij schreef hier uitgebreid over in de LIOC nieuwsbrief in 1972, zie artikel. Het fokken van hybride katten uit ALCs (of andere exoten) was in die tijd overigens niet onomstreden. Het onhandelbare gedrag van eerste generatie hybride katten zorgde destijds voor de nodige weerstand bij enkele fokkers die enerzijds bang waren, dat deze dieren bij mensen zouden eindigen die niet de juiste zorg konden geven of die anderzijds geen reden zagen om überhaupt dit soort mix rassen op de wereld te zetten.
Zo stuurde de CFA in 1970 nog een brief uit (zie hieronder), waarin pure ALCs wel geregistreerd mogen worden en toegestaan zijn om mee te fokken, maar de brief doet ook een oproep om van kruisingen af te zien. De kruisingen stonden toen overigens al bekend onder de naam Bengaal of Leopanese.
Generatie 2.5 wordt voor het eerst gefokt
In april 1971 werden dezelfde poezen, Cybele en Cyclemnestra, opnieuw gefokt met Shah en ze produceerden nog zes kittens. Bill verklaarde dat zijn doel voor de hybriden was: “Het creëren van een kleine exotische kat die mooi was en die het karakter had dat geschikt was voor een huiskat, die een grotere weerstand had tegen ziektes van de beschaving dan zijn in de jungle gefokte neven, en die zichzelf gemakkelijk zou reproduceren.” Daarnaast schreef hij: “Ik hoop dat deze Bengalen niet alleen kunnen helpen om de kloof tussen vraag en aanbod van exoten te dichten, maar ook helpen om een grotere interesse voor alle exoten te creëren, dat deze interesse gunstig is voor het financieren van onderzoek naar de productie van en wetgeving voor de bescherming van alle katten.” In 1975 had hij meer dan 60 Bengalen gefokt en “2.5” generaties bereikt, oftewel F2.5 kittens. De directe kruisingen tussen wilde- en huiskatten noemt men ‘F1’-generatie. Een kruising tussen een F1-generatie en een huiskat noemt men een F2-generatie enzovoorts. En kruising tussen een F1 en F2 generatie noemt met een F2.5. De uitdaging van het fokken van deze hybrides is, dat F1s en F2s vaak het wilde gedrag van exoten vertonen. Daarnaast verminken of eten moeders hun kittens op en de kittens moeten dus na de geboorte meteen bij hun moeder weggehaald worden om met de hand opgevoed te worden. Katers zijn over het algemeen steriel tot de F4 generatie, wat het fokken van een puur ras heel lastig maakte.
De naam “bengaal” wordt vastgelegd
Bill zette zijn visie echter door en presenteerde de naam “Bengal” bij verschillende katten verenigingen en instanties, waarmee de naam van het ras officieel wordt vastgelegd. De naam is afgeleid van de Latijnse naam van zijn wilde voorouder, Felis Bengalensis – of Bengaalse tijgerkat, zoals hij zelf beschrijft.
Het Bengaalse ras werd vervolgens als eerste geaccepteerd voor registratie bij de ACFA (American Cat Fancier Association). Later rapporteerde Bill nog dat hij een aantal vruchtbare F3 katers weet te produceren. Op 17 maart 1977 overlijdt Bill en zijn katten worden overgenomen door vrienden in Florida. Voor zover bekend kan geen van de huidige Bengalen worden teruggevoerd op de Engler-lijn. William Engler is echter wel degene die te boek staat als naamgever van het ras.
Jean Mill herstart haar fokprogramma
Terug naar Jean Mill. In 1975 hertrouwt ze met Robert James Mill, die een paardenwei en een kleine boomgaard bezit van een halve hectare in de heuvels van Covina. Ondanks de kattenallergie van haar man geeft dit geeft haar de mogelijkheid om haar fokprogramma nieuw leven in te blazen. Haar motivatie is vergelijkbaar met die van Bill Engler. Veel mensen zijn aangetrokken tot wilde katachtigen, maar deze zijn totaal ongeschikt om gehouden te worden door mensen. Door een kat te fokken met de tekening van een wilde kat, maar het karakter van een gedomesticeerde, zou ze in de behoefte kunnen voorzien en bijdragen aan de bescherming van katten in het wild. Of zoals ze het zelf zei in een interview met de LA Times “A lot of people would like to have wild animals, but I don’t believe they should be allowed to have lions and tigers in their homes, and I thought that if I could breed a cat that looked wild but acted domestic, that would be a happy solution”.
Willard Centerwall doet leukemie onderzoek met ALCs
De derde hoofdpersoon is Willard Centerwall. Dr Willard Centerwall doet als geneticus in de jaren zeventig onderzoek aan de Loma Linda universiteit naar het katten-leukemie-virus (FLV). Voor zijn onderzoek gebruikt hij ALCs, omdat deze resistent lijken te zijn voor FLV. Hij wilde onderzoeken of de ALC de resistentie overdraagt op hun hybride nageslacht na kruising met een gewone katten en welk deel van het DNA verantwoordelijk is voor de immuniteit. Daarnaast vertoont katten leukemie veel overeenkomsten met menselijke leukemie en kon deze studie dus nuttige resultaten opleveren voor de bredere medische wereld. (Het moet gezegd worden dat bengalen niet immuun zijn voor FLV). Nadat Willard bloed had afgenomen voor zijn onderzoek, was hij op zoek naar een nieuw onderkomen voor de hybrides.
Willard Centerwall levert Jean haart eerste F1 poezen
In 1980 probeert Jean Mill een ALC te bemachtigen. Ze wordt door Capt. Zobel van Californië Jacht en Visserij in contact gebracht met Centerwall. Jean neemt vier katten van hem over: Liquid Amber (3/4 ALC), Favie, Shy Sister en Doughnuts. Later neemt ze nog 5 katten over van Gordon Meridith die eerder katten had ontvangen van Willard voor haar dierentuin in de Mojave woestijn, maar ze wegens ernstige ziekte af moet staan. Dit waren Praline, Pennybank, Rorschach (een grijzige charcoal), Raisin Sunday en Wine Vinegar (die later haar enige kitten zou opeten). Er werden haar ook F2 aangeboden, maar die wees ze af wegens ruimtegebrek en haar onwetendheid over hoe lastig het zou zijn om verdere generaties te fokken.
Kater Millwood Tory of Delhi is de oervader van de bengalen
Nu ze negen F1 poezen had ging ze op zoek naar een geschikte raskater. Maar wat zou geschikt zijn? Welke genen zouden nuttig zijn, of dominant of zou de bloedlijnen verprutsen? Ze was huiverig om gebruik te maken van een van de traditionele raszuivere, maar (toentertijd) genetisch nog broze kattenrassen, zoals de Mau, Britse korthaar, Abessijn of Burmees. Tijdens een trip naar India in 1982 kwam ze via de curator van de New Dehli dierentuin in aanraking met een prachtige gevlekte glanzende goudkleurige kater. Deze kater verbleef veelal in het verblijf van de neushoorns en was daardoor wel een deel van zijn staart verloren toen een van die kolossen erop was gaan staan. Na veel papierwerk kwam de kater aan op Los Angeles airport in een mahonie krat met het opschrift “naar verluid een huiskat”. De kater noemde ze Millwood Tory of Delhi en registreerde ze als egyptische Mau (haar cattery noemt ze Millwood). Deze kater staat aan de wieg van de bengalen die we nu kennen met zijn kenmerkende patroon en glanzende vacht. Hij staat links op de foto samen met praslin, pennybank en Rorschach.
Tory of Delhi is ook veelvuldig gebruikt door Mau fokkers om het ras te verbeteren. In de jaren die erop volgen heeft Jean nog een aantal “Indiase” Maus geïmporteerd voor haar fokprogramma om haar F1, F2 en F3 poezen te dekken. De eerste jaren waren niet eenvoudig en er waren maar weinig F2 en F3 kittens. In 1983 werd het katertje Destiny geboren uit Delhi en Praline en was ‘s werelds eerste vruchtbare F2 kater. Hij werd gekruist met een Polyspot (ook F2) en kregen een kitten Silk ‘n Cinders, met glinsterende gouden vacht zonder de gebruikelijke ticking. Een maand later werd uit Praline en Destiny het katertje Aries geboren met een vergelijkbaar mooie vacht.
Poes Penny Ante is de eerste beroemde bengaal
In 1986 wordt Penny Ante geboren uit F1 Pennybank en F2 Trademark (zoon uit F1 Praline en Tory of Delhi). Penny wordt door Jean gezien als de poes die het bengaalse ras gesticht heeft. Ze leek het meer op een kleine luipaard dan welke hybride ook en ze was ontzettend vriendelijk en lief bij alle 27 kattenshows die ze bezocht. Haar foto’s gaan de wereld over om shows te adverteren van Seattle tot Düsseldorf en Parijs. En bezoekers staan rijendik bij de show om haar te kunnen bekijken.
Ze kocht vliegtickets om cruciale kattenbijeenkomsten bij te wonen, begon het Bengal Bulletin voor fokkers, schreef de standaard, organiseerde diners voor bengaal exposanten en keurmeesters, schreef talloze artikelen voor tijdschriften, nodigde de media uit om haar katten te laten fotograferen, en beantwoordde een niet aflatende stroom telefoontjes dag in dag uit.
Jean Mill bereikt haar doel
Nadat ze had gepleit voor acceptatie van het ras bij verschillende verenigingen van kattenrassen, wierp haar werk zijn vruchten af toen ze 14 katten bij The International Cat Association (TICA) registreert 1986. TICA (de grootste kattenvereniging ter wereld) richt in dat jaar ook een rassectie op voor bengalen en geeft toestemming om generatie F4 en werden toe te laten op shows. Jean registreert haar katten initieel als Leopardettes, omdat ze dat beter bij haar doel vindt passen en ze bang was dat mensen de naam bengaal met het uiterlijk van een tijger zouden associëren.
In het begin werd dit geaccepteerd omdat haar katten geen relatie hadden met de lijnen van Bill engler, maar al snel leidde het tot verwarring bij Tica. Vervolgens stelde ze voor om katten tot generatie F3 ‘bengaal’ te noemen en de generaties en F4 en later ‘leopardettes’ om onderscheid te maken tussen de nog wilde ‘founding generations’ en de al gedomesticeerde variant. Dit voorstel werd echter niet aangenomen en de naam bengaal is uiteindelijk gekozen om het ras aan te duiden ongeacht generatie.
Jean Mill zet haar fokprogramma nog 20 jaar door
In 1987 fokt Jean Mill haar eerste ‘Marble’ die ze Millwood Painted Desert noemt. Ze schrijft: “1987, nog een verrassing! Cinders en Torchbearer hadden een verbazingwekkend nieuw soort kitten. Ze was een spectaculair klein poesje met een vreemde zachte, crèmekleurige vacht en een raar patroon dat eruitzag als gesmolten karamel. Op de Incats show in Madison Square Garden, en door het hele land, was ze een sensatie!! De jury was overweldigd door haar schoonheid en mijn kooien werden overspoeld door mensen die een glimp wilden opvangen. De meesten vonden haar leuker dan haar gevlekte neef, Jungle Echo. Ik was niet van plan om in mijn eerste standaard iets anders dan vlekken op te nemen, maar ‘op veler verzoek’ zijn de marbles toegevoegd”. Rond 1989 zet Millwood nieuwe lijnen op met de ALCs Kabuki en Cameo.
Ze zet haar werk nog 20 jaar voort tot haar 83e in 2009. In 2018 overlijdt ze op de respectabele leeftijd van 92 jaar. Waar Bill Engler tot F3 generaties was gekomen, zette Jean Mill haar programma door en produceerde ook F4, F5, F6 en latere generaties die het gewenste karakter hadden van een normale raskat maar met een tekening van een wilde kat. Hiermee kan zij terecht de grondlegger worden genoemd van het moderne Bengaalse ras zoals we nu kennen.
Erkenning van Bengalen door TICA
In 1986 worden Bengalen op de TICA lijst van experimentele rassen geplaatst en toegelaten voor expositie. In 1991 wordt de black tabby spotted (bruine) bengaal erkend voor kampioenschap door TICA en in 1993 volgen ook de marble tabbies en de sneeuw varianten. In 2005 wordt de zilver bengaal toegelaten tot de kampioenklasse in TICA. Bruine Bengalen zijn er in verschillende tinten, waaronder crème, goudkleurig, honing, taupe, karamel, beige, tawny, karamel, kaneel en bruin. Zilveren Bengaalse katten worden gekenmerkt door een achtergrondvacht die geen kleur heeft, hoewel de marmering en rozetten in verschillende tinten kunnen voorkomen. Sneeuw Bengalen kunnen verder worden onderverdeeld in seal sepia, seal mink en seal lynx point. Twee geaccepteerde vlekkenpatronen zijn van toepassing op Bengaalse katten van alle vachtkleuren: gevlekt (spotted) en gemarmerd (marbled). Fokkers hebben verschillende varianten ontwikkeld, waaronder charcoal, blauwe en melanistische (bijna geheel zwarte kleur) Bengaalse katten. Tenslotte is er is nu zelfs een langharige versie, de Kasjmier Bengaalse kat. De teller van aantal geregistreerde bengaal catteries stond in 1992 op 125. Rond 2000 was er een sprong in populariteit en in 2019 waren er meer dan 1000 bengaal catteries geregistreerd bij Tica.
Tot zover de geschiedenis van Bengalen, waarbij in de afgelopen 40 jaar de Bengaalse kat van de eerste hybrides gefokt is tot een prachtige kat met een van de meest spectaculaire vachttekeningen van alle rassen, een nieuwsgierig en ondernemend karakter en een aanhankelijke aard. De ontwikkeling heeft echter ook de laatste 15 jaar echter niet stilgestaan. Waarin begin 2000 Bengalen veelal een spotted tekening hadden, is dit door gerichte fok doorontwikkeld tot een vacht met scherpe aftekening met zogenaamde rozetten.
Nieuwe kattenrassen worden ontwikkeld uit Bengalen
Vanwege het markante uiterlijk wordt de bengaal nu ook ingezet om nieuwe rassen te ontwikkelen met een wild uiterlijk:
- De Serengeti kat: ontwikkeld uit kruisingen van de bengaal met een oosters korthaar, met als doel een huiskat te produceren die het uiterlijk van een Afrikaanse Serval nabootst, zonder daadwerkelijk serval genen door hybridisatie op te nemen.
- De Savannah: een kruising tussen een bengaal en een serval.
- De Toyger: in de jaren ’80 ontwikkeld door Judy Sugden (dochter van Jean Mill) door de bengaal Millwood Rumpled Spotskin te kruisen met een korthaar huiskat genaamd Scrapmetal in een poging het vlekkenpatroon van de tijger te verkrijgen.
- De Cheetoh: ontstaan uit een kruising van Bengalen en ocicats.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de beschrijving van de herkomst van het Bengaalse ras.
Nieuwe kattenrassen worden ontwikkeld uit Bengalen
Vanwege het markante uiterlijk wordt de bengaal nu ook ingezet om nieuwe rassen te ontwikkelen met een wild uiterlijk:
- De Serengeti kat: ontwikkeld uit kruisingen van de bengaal met een oosters korthaar, met als doel een huiskat te produceren die het uiterlijk van een Afrikaanse Serval nabootst, zonder daadwerkelijk serval genen door hybridisatie op te nemen.
- De Savannah: een kruising tussen een bengaal en een serval.
- De Toyger: in de jaren ’80 ontwikkeld door Judy Sugden (dochter van Jean Mill) door de bengaal Millwood Rumpled Spotskin te kruisen met een korthaar huiskat genaamd Scrapmetal in een poging het vlekkenpatroon van de tijger te verkrijgen.
- De Cheetoh: ontstaan uit een kruising van Bengalen en ocicats.
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de beschrijving van de herkomst van het Bengaalse ras.